Het is niet voor iedereen die te maken heeft met lading zekeren duidelijk, dat het meer omvat dan het vastzetten van items.
Het vereist aandacht en kennis voor diverse handelingen om een betrouwbaar en veilig geheel te creëren. Hierbij moet men onder andere rekening houden met het voertuigtype, de verdeling van het gewicht, gebruikte materialen,
het al dan niet aanwezig zijn van stabiele laadeenheden, en: of de lading als deelbaar of ondeelbaar wordt beschouwd.
Voor deelbare en ondeelbare lading gelden aparte regels. De eisen voor deelbare lading zijn zelfs strenger dan voor ondeelbare lading.
In Nederland is veel toegestaan, er zijn veel uitzonderingen en de complexiteit hiervan is erg groot.
*Een goede voorbereiding is dus het halve werk, de relevante voorbereidingen staan onderaan in dit artikel.
Ondeelbaar in de lengte
Indien de lading onder de noemer 'ondeelbaar' valt, gelden ruimere afmetingen.
Voor personenauto's en bedrijfsauto's met een TMM tot 3500 kilogram houdt dit in dat de lading maximaal 1 meter vóór en/of 1 meter achter het voertuig mag uitsteken.
Bij grotere voertuigen mag de lading maximaal de helft van de voertuiglengte achter het hart van de achterste as uitsteken, met een maximum van 5 meter.
Voor opleggers geldt dat je maximaal de helft van de afstand tussen de koppelpen en de achterzijde van de oplegger achter de achterste as mag uitsteken, eveneens met een maximum van 5 meter.
Bovenstaande is uitsluitend van toepassing indien het niet praktisch haalbaar is om de lading op een andere, meer geschikte manier op het voertuig te plaatsen. Deze regels zijn van toepassing wanneer het transport van de lading essentieel is.
Dit geldt voor alle afmetingen, het is altijd aan te raden om te beginnen met de basisregels. Indien dit mogelijk is, dienen deze gevolgd te worden. Mocht het niet mogelijk zijn om deze basisregels toe te passen, dan kan men gebruikmaken van een bijzondere bepaling of zelfs een ontheffing.
Vaak zie je bijvoorbeeld bij dit vervoer dat de oplegger uitgeschoven wordt zodat de lading niet of minder uitsteekt. Tot op heden hoeft het uitgeschoven deel niet te zijn voorzien van zijdelingse afscherming.
Daarnaast geldt dat van deze verruiming pas gebruik gemaakt mag worden als de voor lading bestemde laadvloer over de hele lengte is benut. (Behalve het verhoogde deel van een semi-dieplader of als een juiste gewichtsverdeling dat vereist). Eerste voorwaarde is wel dat de lading ondeelbaar moet zijn, of dat op de foto zo is valt te betwijfelen.
Ondeelbare lading in de Richtlijn 96/53
Ondeelbare lading volgende de Richtlijn 96/53;
Lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd door een motorvoertuig, aanhangwagen, samenstel of geleed voertuig dat in alle opzichten aan het bepaalde in deze richtlijn voldoet;
Overwegende dat het begrip „ ondeelbare lading" moet worden gedefinieerd met het oog op de uniforme toepassing van deze richtlijn voor zover zij betrekking heeft op vergunningen voor voertuigen of voertuigcombinaties die dergelijke lading vervoeren;
Voertuigen of voertuigcombinaties die de maximumafmetingen overschrijden, mogen slechts tot het verkeer worden toegelaten op basis van zonder discriminatie door de bevoegde instanties afgegeven speciale vergunningen of op basis van per geval met deze instanties overeengekomen niet discriminerende regelingen, wanneer deze voertuigen of voertuigcombinaties ondeelbare ladingen vervoeren of daarvoor bestemd zijn .
De regeling zoals vastgelegd in de Regeling voertuigen vindt haar basis in de Europese Richtlijn 96/53/EG van de Raad, uitgegeven op 25 juli 1996. Hoewel deze richtlijn in nationaal recht is omgezet, is dit proces niet volledig verlopen.
Het volgende deel ontbreekt in de Regeling voertuigen:
en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd door een motorvoertuig, aanhangwagen, samenstel of geleed voertuig dat in alle opzichten aan het bepaalde in deze richtlijn voldoet;
Ondeelbare lading in de Regeling Voertuigen Artikel 1.1
Definitie ondeelbare lading;
Lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt.
Ondeelbare lading wordt omschreven als lading die niet op eenvoudige wijze deelbaar is of die niet op enig ander voertuig binnen de normale toegestane afmetingen zou blijven zonder overmatige kosten te maken of schade te veroorzaken. Lading kan in lengte, breedte en/of hoogte ondeelbaar zijn.
Wanneer dit criterium strikt gehanteerd zou worden, zou lange ondeelbare lading alleen op een trekker met oplegger vervoerd kunnen worden omdat dat nu eenmaal het langste voertuig is.
De wetgever heeft echter te kennen gegeven dat het vervoer van ondeelbare lading op elk soort voertuig mogelijk is.
Het is overigens ook mogelijk dat korte lading met een groot gewicht op een verlengd samenstel van trekker met oplegger moet worden vervoerd om een juiste verdeling van het gewicht op voldoende assen te verkrijgen. Ook dan is sprake van ondeelbare lading.
Voorbeeld: Op een ontheffing staat altijd dat lading ondeelbaar moet zijn.
Staat er als beperking dat de lading maximaal 4,25 meter hoog mag zijn dan mogen dus gerust 3 kabelhaspels elk tot 4,25 hoog vervoerd worden als het samenstel daardoor niet te lang wordt.
Artikel 5.18.13 Lengte ondeelbare lading
1. In afwijking van artikel 5.18.12 mag, voor zover niet op andere wijze op het voertuig of samenstel van voertuigen dan wel voor zover niet binnen de afmetingen van het voertuig of samenstel van voertuigen kan worden geladen, bij het vervoer van in de lengte ondeelbare lading:
a. de lengte van de vervoerde lading meer bedragen dan ingevolge artikel 5.18.12, eerste lid, is toegestaan, waarbij:
b. onverminderd het bepaalde in onderdeel a, de lengte van een trekker en oplegger, met inbegrip van de lading, indien de volledige lengte van de laadvloer wordt gebruikt voor het vervoer van ondeelbare lading, uitgezonderd het verhoogde laadvloerdeel van een semi-dieplader, meer bedragen dan ingevolge artikel 5.18.11, eerste lid, is toegestaan, doch niet meer dan voor dat vervoer noodzakelijk is, met een maximum van 22,00 m;
Overmatige kosten voor het noodzakelijke vervoer
De bepaling van wat precies als overmatige kosten en/of risico's wordt beschouwd, verschilt van geval tot geval en is daarom onderwerp van discussie. Bovendien brengt de formulering in artikel 5.18.13 - 'doch niet meer dan voor dat vervoer noodzakelijk is' - enkele vragen met zich mee, omdat het onduidelijk is wanneer iets als noodzakelijk wordt beschouwd en vanuit welk perspectief dit beoordeeld wordt.
Richtlijn 96/53 Vs Regeling Voertuigen:
Hieronder een voorbeeld van een 8 meter lange aanhanger die beladen is met een surfplank, waardoor de lading als ondeelbaar wordt beschouwd. Conform de Nederlandse regelgeving mag een ondeelbare lading maximaal de helft van de lengte van het voertuig achter de achteras uitsteken, met een maximum van 5 meter. In het geval van de 8 meter lange aanhanger resulteert dit in een uitsteek van 4 meter.
In tegenstelling tot de Nederlandse regelgeving bepaalt Richtlijn 96/53 dat wanneer dezelfde lading op een oplegger wordt vervoerd, er geen uitsteek van de lading hoeft te zijn, omdat de maximale lengte dan 12 meter is. (Een standaard oplegger heeft een lengte van 13,60 meter).
Trekker met oplegger
Bij gebruik van een trekker met oplegger mag je met in achtneming van het bovenstaande en pas als je de volledige lengte van de laadvloer hebt gebruikt, én als het ondeelbare lading betreft, langer zijn dan 16,50 meter (Artikel 5.18.11)+1 meter**, maar maximaal 22.00 meter én niet langer dan noodzakelijk.
Hieruit volgt dat je pas langer mag zijn als de lading niet op een standaard 13,60 oplegger past. (+1m**)
Voor samenstellen die langer beladen moeten zijn dan 22.00 meter, is het mogelijk om een ontheffing aan te vragen. Daarnaast kan er in bepaalde gevallen behoefte zijn aan een 'leegrij' ontheffing om met een lengte van meer dan 16.50 meter te rijden. Dit kan noodzakelijk zijn wanneer je een langere lading hebt afgeleverd of op moet halen. Het verkrijgen van een dergelijke ontheffing is alleen mogelijk als de trailer zelf al buiten de standaardmaten valt (aangeduid met een ZZ-kenteken) of als de trailer uitschuifbaar is.
Je kunt stellen dat een lengte-ontheffing pas van toepassing is vanaf 22 meter. Was de verlenging tot 22 meter niet toegestaan dan ook niet i.c.m. een ontheffing. Het samenstel moet wel ‘nodig’ zijn voor de betreffende ondeelbare lading.
Het is mogelijk om -als ‘retourvracht’- (deelbare) lading mee te nemen als het voertuig zelf standaard al een buitenwettelijke maat heeft (ZZ-kenteken) Hierbij mag dan maximaal de lengte en breedte van een standaardtrailer benut worden (13.60/2.55) Overigens mag dit alleen als de bepaling U1 in de ontheffing is opgenomen. Deze bepaling is ook van toepassing op gestandaardiseerde laadstructuren.
Kraantrekker
Bovenstaande betekent ook dat in geval van een kraantrekker er altijd een lengte-overschrijding moet zijn door in lengte ondeelbare lading en niet enkel door de verlengde kraantrekker. Rijden met deelbare lading met een verlengde kraantrekker kan alleen met een kortere oplegger. Leegrijden kan alleen met een kortere oplegger óf een leegrijontheffing. Die is zoals boven gesteld alleen mogelijk in combinatie met een ZZ kenteken of een uitschuifbare oplegger.
Zij nog opgemerkt dat een langer voertuig met een diep bed ook nodig kan zijn voor in hoogte ondeelbare lading en ook kan lengte vereist zijn voor zeer zware lading. (voldoende assen) In die gevallen moet je altijd afvragen of in ‘redelijkheid dit voertuig nodig is voor het vervoer van deze ondeelbare lading’.
** In artikel 5.18.13 wordt bij de voorwaarden niet gesproken over een stootbalk.
5.18.12 staat toe dat (alle) lading 1 meter mag uitsteken bij standaard afmetingen. Dus ook bij ondeelbaar blijft in die situatie de voorwaarde van een stootbalk op maximaal 0,6 m voor het achterste uiteinde van toepassing. Bij een langere oversteek niet meer.
Dit betreft een oplegger van 13,60 meter en daarom is dit transport niet toegestaan gezien de lengte van 19,2 meter.
Efficiency en milieuaspecten
We begrijpen allemaal dat dit in tegenspraak is met efficiëntie- en milieuoverwegingen, maar deze Regeling voorziet hier niet in.
U zou kunnen zeggen: "Ik vervoer toch niet meer lading dan met een standaard trekker?" Dat klopt, maar u profiteert toch als het ware van twee voordelen ten opzichte van een 'standaard' vervoerder. U wilt zowel de voordelen van een kraantrekker benutten als dezelfde hoeveelheid lading meenemen.
Daarnaast rijst de vraag: hoe moet dit fenomeen dan worden beperkt in de regelgeving? Hoeveel extra lengte zouden we moeten toestaan? Er zijn immers diverse typen kranen en trekkers met drie, vier of vijf assen (wat moeilijk handhaafbaar is). Nogmaals, een kraantrekker is niet verboden, maar dan wel in combinatie met een kortere oplegger.
Maar ik heb toch een ontheffing?
Dat kan, maar een lengte-ontheffing is pas van toepassing als u over de wettelijk toegestane lengte heen moet. Dus over 22 meter. Deze bijzonder bepaling, opgenomen in de Regeling Voertuigen, heeft tot doel het aantal ontheffingen te verminderen bij geringe overschrijdingen van de limiet.
*Relevante voorbereidingen
Ondeelbare lading (voor- en achteruitsteek)
Ondeelbare lading mag maximaal 20 cm uitsteken aan beide zijkanten van het voertuig. Geldt alleen voor personenauto (fietsen op drager)
Ondeelbare lading mag aan de achterzijde maximaal 1 meter uitsteken bij personenauto’s en bedrijfsauto’s met een TMM van 3500 kg.
Aan de voorkant mag ondeelbare lading maximaal 1 meter uitsteken bij personenauto’s en bedrijfsauto’s met een TMM van 3500 kg.
Ondeelbare lading mag maximaal 3 meter breed zijn.
Markeren van deelbare en ondeelbare lading is verplicht indien deze meer dan 10 cm uitsteekt aan beide zijkanten van het voertuig.
Markeren van ondeelbare lading is verplicht indien deze meer dan 1 meter uitsteekt aan de achterzijde.
Ondeelbare lading mag achter hart van de achterste as aan de achterzijde niet meer dan 0,5 keer de lengte van het voertuig uitsteken.
Ondeelbare lading mag aan de achterzijde maximaal 5 meter vanaf het hart van de achteras uitsteken.
Bedrijfswagens > 3.500 kg: lading mag niet meer dan 4,3 meter uitsteken voor het hart van de voorste as. (Trekker/Oplegger mag dus ondeelbaar voor uitsteken)
Aanhangwagen: lading, zowel deelbaar als ondeelbaar mag niet vòòr de aanhangwagen uitsteken. De voorzijde is de koppelingskop.
Markeren
Markering dient een vierkant bord te zijn met parallel lopende diagonale strepen. De strepen moeten afwisselend wit en fluorescerend of retroflecterend rood zijn. De markeringsborden moeten dwars aan de lading op een minimale hoogte van 35 cm en een hoogte van maximaal 1,70 m worden bevestigd. De afmetingen van het vierkante bord moet ten minste 42 x 42 cm bedragen met daarop afwisselend diagonale rode en witte strepen.
Je kunt de borden het beste monteren zodat de diagonalen L en R naar buiten/beneden naast het voertuig wijzen. Hoewel dit niet expliciet is beschreven, lijkt dit de meest logische keuze.
Lading en verwisselbare uitrustingsstukken die buiten het voertuig uitsteken, dienen te worden voorzien van markeringsborden. Tijdens de nachturen dienen daarnaast ook markeringslichten te branden. Er bestaan borden specifiek voor uitstekende lading in de lengte en borden voor uitstekende lading in de breedte.
In de lengte uitstekende lading Het 'lange lading'-markeringsbord is voorgeschreven voor lading of verwisselbare uitrustingsstukken die voor of achter het voertuig uitsteken en markering moeten voeren. Dit bord mag ook gebruikt worden voor lading of verwisselbare uitrustingsstukken die in de breedte uitsteken en markering moeten voeren.
Aanbrengen markeringsborden (lengte) De markeringsborden moeten op de lading of het verwisselbare uitrustingsstuk zijn aangebracht, loodrecht op de lengteas van het voertuig. De afstand tussen de onderkant van het bord en het wegdek moet minstens 25 cm bedragen; de afstand tussen de bovenkant van het bord en het wegdek hoogstens 1,90 m. Als dit in verband met de constructie niet mogelijk is mag de afstand van de bovenkant van het bord en het wegdek meer bedragen dan 1,90 m, maar niet meer dan 2,30 m.
Markeringsverlichting Bij nacht moet aan de achterzijde van de lading of het verwisselbare uitrustingsstuk een rood licht worden aangebracht. Op de lading die aan de voorzijde uitsteekt, dient verlichting te worden geplaatst die naar voren wit licht uitstraalt. Hoewel er geen specifieke hoogtevereisten zijn vastgesteld voor de positie van het licht, is het toegestaan dat 'het licht' uit meerdere lampen bestaat. De afstand tussen het uiterste punt van de lading of het verwisselbare uitrustingsstuk en de lichten mag niet meer dan 10 cm bedragen. Zowel het witte als het rode licht dienen duidelijk zichtbaar te zijn voor tegemoetkomend en achteropkomend verkeer.
In de breedte uitstekende lading Voor het aanduiden van lading of verwisselbare uitrustingsstukken die breder zijn dan het voertuig, mogen dezelfde borden worden toegepast als voorgeschreven voor het markeren van lange lading. Tevens is het gebruik van speciale borden voor bredere lading toegestaan.
Markeringsbord (breedte) De 'breedte'-markeringsborden bestaan uit vierkante borden van 42 x 42 cm of langwerpige borden van 28 x 56 cm of van 14 x 80 cm met daarop afwisselend diagonale rode en witte strepen. De strepen moeten een breedte moeten hebben tussen de 7 en 10 cm, waarbij de rode strepen fluorescerend of retroreflecterend moeten zijn.
Aanbrengen markeringsborden (breedte) De markeringsborden moeten op de voorzijde en de achterzijde van de lading zijn aangebracht, loodrecht op de lengteas van het voertuig. De borden moeten de grootste breedte van de lading of het verwisselbare uitrustingsstuk aangeven, maar mogen de breedte niet vergroten.De afstand tussen de onderkant van het bord en het wegdek minstens 25 cm bedragen en de afstand tussen de bovenkant van het bord en het wegdek hoogstens 1,90 m. Als dit in verband met de constructie niet mogelijk is mag de afstand van de bovenkant van het bord en het wegdek meer bedragen dan 1,90 m, maar niet meer dan 2,30 m.
Markeringsverlichting (breedte) Bij nacht moet extra verlichting worden gevoerd, die duidelijk zichtbaar moet zijn voor het tegemoetkomende respectievelijk het achteropkomende verkeer. Aan de voorzijde van het voertuig, de lading of het verwisselbare uitrustingsstuk moet het licht wit uitstralen en aan de achterzijde rood. De lichten moeten de grootste breedte van de lading of het verwisselbare uitrustingsstuk weergeven. Daarom mag de afstand tussen het licht en het breedste punt van de lading mag niet meer zijn dan 10 cm. Er is niet bepaald op welke hoogte het licht geplaatst moet worden en of 'het licht' uit meer lampen mag bestaan.
Verwisselbare uitrustingsstukken Voor het markeren van in de breedte uitstekende verwisselbare uitrustingsstukken gelden dezelfde voorschriften als voor in de breedte uitstekende lading.
Een specialistische training lading zekeren kan uitkomst bieden.
Veel veilige kilometers toegewenst!
Niels Bouwmeester
Comments